Abo So

Er ging al een tijdje een liedje door mijn hoofd. Ik hoorde het toen we op Curaçao woonden. Ik kon me alleen een stukje van het refrein herinneren (Abo So) en het zoentjie calor (fonetsich). Gelukkig hebben we vrienden / kennissen op dat mooi eiland wonen. Ik heb een van hen, Norine, met de weinige info gevraagd welk liedje het is. En ja hoor, ik kreeg heel snel antwoord! Dankzij haar heb ik het op YouTube kunnen vinden. Ze heeft nog wat tips erbij gedaan. Die ga ik zeker beluisteren. Dank je wel, Norine!

Drie jaar later : 1966

 Een fraaie video die ik op YouTube aantrof met een mooi tijdsbeeld die vrij goed overeenkomt met mijn herinneringen. 

In een kever

Het was op Curaçao dat mijn pa zijn rijbewijs haalde. Hij was toen al in de 40. Wij waren daar voor een periode van 3 jaar. Mijn pa was via de Marine weer uitgezonden. Hij was eerder zonder gezin 1,5 jaar op Ned. Nieuw Guinea geweest, maar dit keer mocht het gezin mee. Wat een feest voor deze toen 12 jarige!
Op een dag vroeg mijn vader of ik met hem meeging. Hij zei dat ie een auto ging kopen. Ik keek er van op, want ik wist niet beter dan dat mijn ouders de eindjes aan elkaar moesten knopen. Maar het verblijf op Curaçao bracht daar merkbaar verandering in.
Samen met mijn pa en een collega van hem zijn we naar de VW dealer gereden in Willemstad. Daar werd de koopovereenkomst getekend. Het
bedrag op de nota was in mijn herinnering rond de 4.500 Antilliaanse guldens. Een haast astronomisch bedrag voor mij. Maar blijkbaar niet voor mijn ouders. Had mijn pa soms ook de Zilvervloot gewonnen?
Natuurlijk was ik net zo trots op de knalrode kever als de rest van ons gezin. Al was het wel soms flink afzien. In die periode hadden we net onze jongste zusje verwelkomd, zodat het gezin op dat moment 9 personen telde. En ja, daarvan gingen dus soms acht in de kever. Arm beest. In de vaak smoorhete kever mochten we in je korte broek of rok op de bijna gesmolten skai bekleding plaatsnemen. Je hoorde het dijbeenvlees net niet schroeien. In de kattenbak achter de achterbank propten een jongere zus en broertje zich.  Lekker met zo’n ruit boven het hoofd, waar de zon doorheen brandde. Op de achterbank drie zwetende tieners (zonder oudste zus) en voorin mijn pa achter het stuur en mamma met de jongste op schoot(!) ernaast. Van autogordels had nog niemand gehoord. Alle ramen open inclusief de driehoekige klapraampjes en tuut tuut karren maar! Ondanks dat reden wij maar al te graag mee. Dankzij de rijwind van de noordoost passaat kregen de inzittenden nog enige verkoeling. Het was ook altijd nogal stil in die kever. Ja, gek hè? Het uitstappen was een feest, maar telkens weer was het instappen een martelgang. We zijn vaak naar de St Michielsbaai gereden, waar we gingen zwemmen.

Na drie jaar ging de kever mee terug naar Nederland. Daar werd de Antilliaanse kever ingeruild voor een Europese VW sedan.

Dat mijn pa pas op latere leeftijd zijn rijbewijs gehaald heeft, realiseerde ik me later toen ik zelf mijn rijbewijs haalde. Pa zat vaak onwennig achter het stuur. Veel te gespannen. Wellicht had ie beter met een 2CV kunnen beginnen vanwege zijn zeebenen. Mijn vader stopte later vrijwillig met autorijden. Ik vond dat erg knap. Hij gaf toe dat ie zich niet meer prettig voelde in het verkeer.


Kennissen van toen

 Al snel groeide de kennissenkring van mijn ouders en ons. Natuurlijk beginnend met onze buren, de familie Snijders en Petronia. De familie Van der Zande met de kinderen Michael (speelde trompet), Dicky en Pamela. Meneer was bij de MLD. Volgens mij reden ze in een blauwe Hillman. Mevrouw V.d. Z. sprak met een prachtig Engels accent. De familie Verduin en hun twee dochters, Hannie en ?. Ze woonden vlak in de buurt, ik dacht aan de Winnetouweg. Mevrouw was van Surinaamse komaf. Ze had net als dochter Hannie prachtig haar. De familie Nunes (Arowakenweg?) met Ingrid, Jules en ? , een vriendje van mijn broer Ruud.
De familie Van der Putten met hun kinderen woonden in de buurt van de Suffisantkazerne. Ze reden volgens mij in een Fiat 124. Ik kan me niet herinneren dat ik meneer De Vries die ons van de boot ophaalde nog vaker gezien heb. Wel meneer IJzendoorn (marinier), die af en toe achter het stuur van de VW kever zat.

Een ezel

Op dat mooie eiland Curaçao, kon je in de jaren 60 voor slechts 5 Antilliaanse guldens een ezel kopen. Het is er nooit van gekomen.
Achter de marinierskazerne in Suffisant stond lange tijd ook een ezel. Een pas uitgezonden sergeant vroeg, waarom men dat beest daar hield. Een collega-sergeant vertelde dat het voor het gerief van de manschappen was, die alleen op het eiland verbleven. "Tja, die hebben ook zo hun behoeften en pakken dan de ezel", was zijn uitleg.
Twee weken later ontmoeten de beide sergeanten elkaar in de kantine. De nieuwe zit onder de blauwe plekken. De ander vraagt wat hem overkomen is. Zegt de nieuwkomer : "Nou, die ezel viel me wat tegen. Dat stomme beest wilde niet stilstaan toen ik achter hem stond en aan de gang was. Dat kreng heeft me een paar keer getrapt. Hoe doen de andere collega's dat eigenlijk met die ezel?" Waarop de ander antwoordde : "Die gaan erop zitten en rijden dan naar de meisjes in Campo Allegre."

Missie volbracht!

Ilandweg 9
Toen we de huurauto hadden opgehaald, begon voor mij pas echt mijn 'vakantie'. Tussen aanhalingstekens, want het was een soort pelgrimstocht. We zaten namelijk niet met z'n tweetjes in die kleine Kia Picanto. Nee, in die kleine wagen zaten we met z'n achten! Dat was nog erger dan toen in die VW kever. In mijn gedachten reden zes personen mee. Mensen die ik graag wilde meenemen naar die speciale plekjes. Mijn beide ouders en broers, mijn neef Jacques en zwager Jan V waren er ook bij. Een bijzonder detail : ik stond letterlijk in Jans schoenen. Die sandalen heb ik na zijn overlijden gekregen van mijn zus.
Navajoweg 11
Het was in februari 2001 toen ik aan mijn doodzieke broer Ruud vroeg of hij nog bepaalde wensen had. Wensen die ik voor hem kon realiseren. We zaten naast elkaar op de bank naast zijn bed. We keken naar buiten, naar het karige groen in de tuin en de vogels. De zon scheen flauw. Hij antwoordde, dat hij geen wensen had. Ik zei toen dat ik er wel eentje wist : Curaçao! Heel even zag ik zijn ogen glinsteren. Heel even klaarde zijn gezicht op. Toen zei hij : "Ja, maar dat kan ik niet meer opbrengen broer." Het was alsof ik een dreun incasseerde. We hebben beiden gehuild. Hij had zich al die tijd groot gehouden en ik was, tegen beter weten in, daarin meegegaan. Ik beloofde toen mezelf en hem toch een keer terug te gaan.


 Aan dat voorval moest ik weer denken tijdens de (wat later bleek) laatste wandeling met mijn zwager Jan. Ook hij was van plan nog een keer naar Curaçao te gaan. Ooit een bijna traumatisch eiland voor hem, dat na zijn eerste bezoek hem veel goed gedaan had. Maar een tweede bezoek heeft hij niet mogen meemaken.
Maar dit keer ging ook hij mee. Met de sandalen van Jan stond ik letterlijk in zijn schoenen en zijn we via de Ilandweg naar de Navajoweg gelopen. Ik herinner me dat Jan en mijn zus die weg niet konden vinden toen zij op het eiland vakantie hielden. Zo lastig was het niet voor mij; gewoon de Ilandweg uitlopen, dan op de t-splitsing (Siouxweg) rechtsaf en daarna weer op een t-splitsing (Navajoweg) weer rechtsaf. Beide wegen lopen parallel langs elkaar. De beide adressen liggen hemelsbreed nog geen 100 meter van elkaar verwijderd.
Nu weet Jan het wel. Met de groep heb ik ook over de zee gestaard vanaf het strand bij St Michiel en Westpunt en herinneringen opgehaald. Ik heb ze de woeste golfslag bij Sheta Boka laten zien. Later zijn we door het centrum van Willemstad gewandeld. Daar hebben we de plekjes bezocht, waar ik ooit ook kwam als mijn ouders boodschappen gingen doen. Met de overdekte - en de drijvende markt centraal. Vlak voor ons vertrek naar Nederland (we hadden nog 25 minuten de tijd) moest en zou ik voor mijn broers en neef Jacques nog even naar dat gedenkteken van de vlucht van de Snip bij Hato lopen. Daar namen we ooit afscheid van Jacques, die na zijn bezoek met een vliegtuig weer terugkeerde naar zijn schip dat in die periode in een of andere buitenlandse haven lag afgemeerd. Zo vloog hij ook een keer via Amerika terug naar Nederland. In een flink tempo liep ik naar het gedenkteken. Bij toeval(?) stopte daar een auto met iemand van de bewaking. Ik vroeg aan die meneer of hij een foto van ons wilde maken. Nou ja 'ons', ik was er voor hem alleen.Hij maakte vriendelijk lachend een paar foto's van een malle toerist die per se met die paal op de foto wilde. Toen ik weer terugliep, leek het alsof ik in juichstemming gedragen werd naar de vertrekhal. Mijn missie was geslaagd!
Natuurlijk heb ik de hele groep weer meegenomen naar Nederland. Eén keer afscheid nemen vind ik meer dan genoeg. Het gemis is anders zo groot. Ik houd ze liever bij me. Ik heb een aantal berichten over deze korte vakantie op het gewone blog geplaatst onder het label Vakantie 2018.

Seksuele voorlichting

Tijdens die zeer gezellige avond met mijn voormalige buurjongen en -meisjes, kwam natuurlijk ook de gezinssamenstelling in de jaren 1962 - 1963 ter sprake. Dat onderwerp leidde ertoe, dat de geboorte van mijn jongste zus ter tafel kwam. Mij werd het hoe en wat gevraagd, omdat er toch een waas van geheimzinnigheid rond die zwangerschap heerste. Ik vertelde toen hoe het zat. Nou ja, hoe die situatie in mijn geheugen van toen was opgeslagen.
Wij, jongens, werden er op een zonnige dag plotsklaps door een schoolvriendje op gewezen, dat mamma zwanger was. We reageerden nogal boos op die 'laster'. We kregen subiet mot met schoolvriend Mike. Maar we hielden ons in, want Mike Staal was een ervaren judoka. Ik weet niet meer of die bekendmaking aanleiding was voor mijn moeder ons naar de dominee te sturen voor een lesje seksuele voorlichting, of dat er een andere reden was. Misschien waren onze reacties of vragen daarover de aanleiding. Hoe dan ook we kregen seksuele voorlichting! De onthullingen van het voortplantingsgedrag van de mens vond op een woensdagmiddag plaats in een ruimte aan de achterzijde van de Emmakerk. Vol spanning en testosteron luisterden wij, pubers, naar dominee Terschegget.
staat er gekleurd op
Ik kan van die hele middag me slechts één uitspraak van de dominee herinneren. Hij zei al vrij snel : "Wij mensen doen het niet zoals de hondjes op straat." Het kan zijn dat ik die opmerking verkeerd interpreteerde. Maar ik zag dus twee honden voor me, waarvan de een de ander voortduwde. Dat was alles wat ik me van die middag kan herinneren. Voor de rest heb ik me nogal verveeld gevoeld.
Toen ons meer ervaren vriendje daarvan hoorde, nodigde hij ons uit voor een middagje bijles. Judoka Mike, bracht ons naar de koenoekoe ergens in de buurt van de Schuttersweg. Daar bleven we bij een kleine kudde kabritus (geiten) staan en begon Mike met de les. Wijzend op hitsige bokken die geiten beklommen, legde Mike uitvoerig uit, wat daar gebeurde en welke de overeenkomsten waren met het voortplantingsgedrag van mensen. We luisterden met ingehouden adem, rode gezichten (door de tropische zon) en enigszins opgewonden (ja, ik geef het toe) naar Mikes uitleg.
Later, veel later moet ik bekennen, dacht ik nog even aan die uitspraak van de dominee over die hondjes. Toen wist ik het zeker : de arme man had in tegenstelling tot vriend Mike een fantasieloos seksleven. Of zwakke knieën.